Een bankje aan het water
Zoals al velen jaren ging ik in de zomer als priester naar Paray-le-Monial. De eerste avond dat de jongerensessie begon, had ik al heel wat bussen zien staan op het parkeerterrein bij de grote tent waar de samenkomsten plaats hadden. Ook enkele uit Oostenrijk had ik gezien.
Uit ervaring wist ik dat ik die dagen ook veel Duitstaligen zou ontmoeten en daarmee zou spreken. Dat was weer meegenomen dat zo mijn kennis van de Duitse taal zou vooruitgaan, maar ik verheugde me vooral op zo’n jongerenbijeenkomst om de mooie dingen die ik samen met zovelen mee zou mogen maken!
De eerste keer dat jij, Sophie, en ik elkaar ontmoette was op de tweede of derde avond. Tot besluit van de dag waren we met z’n allen in het donker op weg gegaan naar het Parc des Chapelains voor nog een lofprijzing, gevolgd door een uur aanbidding. Ik was toch weer verbaasd en tegelijk heel dankbaar, hoe zoveel jongeren die ‘stilte aankunnen’. Zo bijzonder is dat, zomaar stil zijn met jongeren uit allerlei landen en ik dacht nog bij mezelf dat het dapper was van de leiders van de jongerenbijeenkomst om het aan te durven om met zoveel jongeren zo bij elkaar te zijn. Jongeren van wie de meesten thuis in hun parochie geen lofprijzing zijn gewend, laat staan aanbidding. Maar het was stil. Ik had me aangesloten bij de priesters, die op het overdekte platform gingen zitten. Totdat ik werd aangestoten door mijn buurman en opmerkte dat iemand me wenkte mee te komen.
Zachtjes en voorzichtig ben ik over de vele benen van de jongeren die er zaten, naar de kant gegaan. Daar vroeg een jonge vrouw of ik even mee wilde gaan. “We hebben hier een meisje uit Oostenrijk dat nogal overstuur is. We hebben zelf geen priester mee en de Fransen hier hebben me verteld dat jij haar wel kunt verstaan.”
En zo trof ik jou, omringd door een paar vriendinnen. We maakten kort kennis, en toen stelde ik voor dat we een rustig plekje zouden zoeken om te praten.
We vonden een bankje aan het water, vlak bij het hotel. Ik herinner me allereerst van die avond dat ik machteloos naast je zat. Later heb ik het je vaker gezegd, dat ik nog nooit iemand zo heb horen huilen, zo diep uit je jonge wezen. Ik heb toen alleen maar gezegd dat ik eigenlijk niets anders kon dan naar je luisteren: “Ik ben geen dokter of psycholoog, ik kan alleen met en voor je bidden. ”