Therese bidt ook voor ons

 
 
  
“Ik sterf niet; ik ga het leven binnen en al datgene wat ik u hier beneden niet zeggen kan, zal ik u vanuit de hoge hemel doen begrijpen.” 
 
 
Toen ik op een goede dag  aan het bladeren was in de brieven die Thérèse schreef aan de priesterstudent Maurice Bellière, vond ik in haar laatste lange brief de bovenstaande zin. Wanneer we willen gaan nadenken over alles wat hiervoor gezegd is, kunnen deze woorden van Thérèse ons een hulp zijn. Omdat ze ons vanuit de Hemel verlicht door voor ons te bidden: dat wij Jezus in ons hart sluiten. Hopen of tegen alles in blijven hopen, dat ze dat voor ons ook mag verkrijgen!
 
 
Nu nog een hoofdstuk apart….
 
Het verhaal over Thérèse en Pranzini blijft me boeien. Vooral ook voor ons die NU leven… Wanneer we dan naar onze tijd kijken, is de vraag aan ons: Hoe lezen wíj het nieuws van nu? Gaan wij ook niet te gemakkelijk mee met de grote koppen in bepaalde kranten of met de grote massa? En dan gaat het niet alleen maar over oordelen over misdaden of misdadigers. Het gaat over iets dat zich breder voordoet. Namelijk, over ons rappe oordeel over mensen. Over mensen waarvan wij vinden dat ze niet deugen, of: mensen die tóch niet geloven? Maar zelfs ook dichterbij. Wanneer iemand ter sprake komt in onze kleinere kring. Ja, ook dan komt het voor dat iemand die ons na moet liggen zó ‘anders’ is, dat we hem of haar op z’n zachtst gezegd: 'niet graag zien…'
 
Thérèse komt ons juist op die momenten te hulp. Net zoals zij dat ervaren heeft met Pranzini, komt zij nu ons te hulp met haar gebed.  
 
Ik denk dat  het hier voor ons verhelderend is als we onszelf de vraag durven te stellen: Heb ik ooit gebeden? …. Bid ik,ja, voor “tuig”, voor mensen die ‘niet deugen’? Bid ik wel eens voor mensen in de gevangenis of voor iemand van wie 's avonds het proces wordt behandeld in de nieuws? Bid ik voor mijn dierbare, die me mateloos irriteert?  Ja, zoals Theresia leerde van de moordenaar op het moment dat zij dacht: “Ja, hij moet ook gered worden, en ja, de goede God wil, dat ik voor hem opkom.”
 
Als we ons ‘gelovigen noemen’ dan wil dat zeggen dat we mensen zijn die Jezus willen volgen. Dan willen we mensen worden die doen wat Hij deed, mensen waarin het verlangen leeft, dat Zijn manier van leven steeds meer hún eigen leven wordt.
 
We hoeven ons maar heel simpel ons te herinneren, hoe Jezus bewogen was om een overspelige vrouw die bij Hem werd gebracht. Mensen om Hem heen spraken: “Een vrouw die overspel heeft begaan, moet gestenigd worden.” Maar Jezus zei: “Wie zonder zonden is, hij gooit de eerste steen?” En als deze mannen stil weglopen, zegt Hij: “Ik veroordeel u niet, zondig niet meer en ga heen in vrede.”
We hoeven ook maar te denken aan de moordenaar naast Jezus aan het kruis. Tegen hem zegt Jezus: “Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.
 
De jonge Thérèse werd op dat moment niet aangezet lijkt het, door te gaan pleiten bij God voor een moordenaar. Een andere gebeurtenis was het feitelijke begin. Er viel een prentje uit haar kerkboek waarop Jezus aan het kruis werd afgebeeld. Het kijken hiernaar bracht haar aan het denken…..
Moge ons geloof erdoor gaan rijpen 
 
De vraag is dan: Zijn wij 'fulltime' bezig met het dienen van de Heer, met bidden, met goede werken ondersteunen, met het  naleven van de geboden; volop bezig met normen en waarden waar zoveel de laatste jaren werd over ‘gepraat’?
 
Kijken naar het kruis, wellicht moeten we dat bewust gaan doen, stil ervoor de tijd nemen en niet meer van dat verre 'theoretisch' gelovig zijn. Dan zal Jezus ons bij kunnen brengen, net zoals Hij dat Thérèse bij deed, de consequentie van liefde te volbrengen. Dan gaan  we Hem niet alleen zien als 'de Verlosser' die, om het wat oneerbiedig te zeggen: opdraait voor ons geluk; nee Hij vraagt ons, zoals Hij aan het kruis voor allemaal vroeg: dat we  bij Hem  ook  opkomen voor ieder, en allen! 
 
Aan God denkend zijn we bereid Hem te dienen en Hem lief te hebben. Maar één ding vergeten we, dat Hij de éérste is die begon met ons lief te hebben, met ieder van ons!
 
Twee citaten van Theresia, waarmee zij ons kan helpen om de Geest die ons is gegeven, tot een vuur in ons te laten worden:
 
“Jezus zegt ons niet; ‘slaat de ogen neer, bekijk de velden en ga oogsten.’ Onze zending is nog verhevener. Dit zijn de woorden van onze Jezus: ’Heft de ogen op en ziet. Kijk hoeveel lege plaatsen er in de Hemel zijn. Het is jullie taak die te vullen. Jullie bent mijn Mozes (die met de handen omhoog) die op de berg aan het bidden is. Vraag Mij arbeiders en Ik zal er sturen, ... Ik wacht alleen op een gebed, een zucht van uw hart!....’
Uit een brief van 15 augustus 1892, aan zus Céline (uit haar brievenboek nr.135):
 
En, om haar Pranziniverhaal te besluiten en voor ons te openen dit:
 
“Ik zou over heel de aarde willen reizen, jouw naam, Jezus, preken, en in de landen waar ongelovigen wonen, jouw roemvol kruis willen planten.... Ik zou tegelijk het evangelie willen verkondigen in de vijf werelddelen en tot op de verst afgelegen eilanden”
(Uit haar brief  aan zus Marie opgenomen in haar geschiedenis van een ziel):
 
Zelf gaat Therese, daartoe door Jezus geroepen,het hele jaar over heel deze wereld ! Merkwaardig, hoe God haar Zijn getuige laat zijn in deze tijd.
 
Jezus, U bent het licht in ons leven,
laat nimmer toe dat mijn duister tot mij spreekt.
Jezus U bent het licht in ons leven:
open mij voor uw liefde, o Heer.
(Gebed -Ik vond het in een boekje van Taizé)