Veertiende zondag 8 juli 2012

“ In die dagen kwam de Geest over mij en sprak tot
mij; Hij deed me recht op staan en ik hoorde hoe Hij 
tot mij sprak:
‘Mensenzoon, Ik zend u tot de kinderen van Israël, tot
dat opstandige volk, dat zich tegen Mij verzet.’”
( Ez. 2;2 )
 
Ik ben er al weer, ik voel het zo: ik mag er weer zijn, en ik heb dat aparte kleed aan, waardoor je kunt weten: ik verbeeld me niets, ik ben het wel, maar God wil mij gebruiken om voor te bidden  met u, en voor te lezen, en straks nog een paar woorden over HET GELOVEND ZIJN.
Laten we eerst alles van ons af laten spoelen waardoor we te vol zijn van allerlei dingen en dat we even echt naar God kunnen luisteren bij ons en in ieders hart. Daarom zeggen we tegen Jezus. 
( Schuldbelijdenis 2 )
 
Homilie:
 
Ja, ik durf het haast niet te vragen en ik ga echt niet zo gek doen met u een voor een te vragen: weet je nog, wat ik u de vorige week heb gevraagd?
Het ging  over dat verhaal van dat meisje van 12, en over die vrouw zonder naam met haar bloedvloeiingen .... ja dat kind wordt door Jezus genezen, want haar vader had het gelovig aan Jezus gevraagd, en weet je nog die vrouw... die stiekem tussen het volk geloofde: als ik Hem maar aanraak aan de zoom van zijn kleren, en ze werd genezen.
Ik vroeg toen: heb je zelf wel eens een genezing-wonder meegemaakt? Of:
durf je echt als je je ziek voelt, of als het om een kind of wie ook gaat: durf je dan te bidden: Heer, kom, schiet op en genees?
En dan had ik nog een vraag: willen jullie mij helpen, en laten we voor de mensen om ons heen die we kennen of horen praten, gaan bidden: Jezus doe ook NU in ONZE  TIJD ook zulke tekens, dat mensen ontdekken wie U bent, en dat U er bent ?
 
Ik ga niet kijkend rondvragen: heb je het al gedaan? Maar ik moet erop doorgaan want het is echt serieus.
Ik denk dat gelovigen die deze tijd meemaken, er bewuster bij gehaald moeten worden. Een gelovige is niet iemand die ergens in de kerk zit, zijn of haar plaatsje heeft, verder mee kan bidden, bescheiden zoals vroeger in de volle kerk er velen waren.
Maar de vraag erbij: kenden ze Jezus wel? Ja, maar zo, dat je tegen hem praat, tot hem bidt, vraagt en durft zeggen hoe erg je iets voelt en dat het gauwer moet gebeuren, dat U ons verhoort.
Ik las dezer dagen nog van een fransman die ik goed heb gekend Pierre Goursat, voor wie men nu bidt voor zijn Zaligverklaring.
Hij zag in de jaren zeventig hoeveel kwade dingen op de kerk, op de gelovigen van nu af kwamen, en Hij bad tot Jezus: kom toch ons helpen: Ja en een beetje vlug alsjeblieft.
 
In het evangelie hoorden we, hoe de mensen van Jezus eigen stadje Nazareth niet konden geloven. Ze hadden gehoord dat Hij wonderlijke dingen deed en dat Hij zulke goede woorden had voor  de mensen. En bij hen kan Hij geen wonderen doen, want ze geloven hem niet. Ze blijven staan met hoe ze Hem kenden. Hoe kan een zoon van en timmerman, en we kennen zijn ouders en familie, wat kan Hij voor bijzonders beteken?
 
Zo praten de moderne  mensen het geloof ook weg: Hij was toch maar een gewone mens .... ZE strepen de verhalen uit de bijbel door. En de mensen leren niet meer dat er Iemand van hen houdt, dat eerst.
Zo zijn we terug bij wat ik u de vorige week vroeg. We gaan Jezus bidden, vragen, smeken, elke dag voor je kleinkinderen en kinderen en alle mensen die hier met ons in deze plaats wonen, om te beginnen!
Laten we met die Franse man zeggen: o, Jezus kijk toch eens hoe de mensen u niet meer kennen en hoe arm ze eigenlijk zijn aan goede en lieve dingen maar ze willen wel. Kom een beetje vlug, en help ons, want wij die in U geloven, wij hebben uw kracht om te blijven geloven ook hard nodig.