Pranzini - Ook een verhaal voor jou!
Nu peilen naar wat dit gebeuren met ons zelf doet
1..Hoe ging de veertienjarige Thérèse er mee om?
Ik kan het beste Thérèse zelf, als het jonge meisje van toen, aan het woord laten. Vooral omdat de onderstaande woorden door haar zelf zijn opgetekend in de loop van het jaar 1895. Dat was dus enige tijd na het hele gebeuren met Pranzini. Thérèse bleef haar leven lang Pranzini meenemen in haar gebeden. Als ze de gelegenheid kreeg om een H. Mis te laten opdragen voor een bijzondere intentie, dan was dat altijd voor hem. Maar in 1895 schreef ze ook over hem. Dat deed ze in haar ‘mémoires’ - zo zouden wij dat tenminste noemen- die ze dat jaar in opdracht van haar priorin schreef. Voor dat ik haar eigen teksten aan je wil voorleggen, wil ik je zeggen dat Thérèse nooit, behalve dan met haar zus Céline, over het gebeuren met Pranzini sprak. Dit is wat ze schreef:
“Ik vroeg God alleen ‘EEN TEKEN’ van berouw voor mijn eigen vertroosting. Mijn gebed werd letterlijk verhoord! Ondanks dat papa ons verboden had de krant te lezen, meende ik niet dat ik ongehoorzaam was als ik de passages las die over Pranzini gingen. De dag van de executie zag ik de krant ‘La Croix’ liggen. Ik sloeg die haastig open en wat las ik?
Mijn tranen verraadden mijn emoties en ik moest mezelf even verbergen. Pranzini had niet gebiecht. Hij was het schavot opgegaan en maakte zich al klaar zijn hoofd in het afgrijselijke gat te steken, toen hij, gegrepen door een plotselinge ingeving, zich omkeerde en het kruisbeeld kuste dat de priester hem voorhield. Drie keer kuste hij de heilige wonden! Daarna zou zijn ziel het barmhartige vonnis ontvangen van Hem die verklaart dat er in de Hemel meer vreugde zal zijn over één zondaar die zich bekeert dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben!
Ik had het gevraagde ‘teken’ verkregen en dat teken herinnerde heel precies aan de genade die Jezus mij verleend had om mij aan te zetten tot het gebed voor de zondaars. Het was immers door de wonden van Jezus, bij het zien van het stromen van zijn goddelijk bloed, dat die dorst naar zielen in mijn hart opgekomen was. Ik wilde hun dat onbevlekte bloed te drinken geven dat hen reinigen zou van hun smetten. En de lippen van mijn ‘eerste kind’ drukten zich op deze heilige wonden! Wat een onuitsprekelijk heerlijk antwoord. Sinds die unieke genade nam mijn verlangen om zielen te redden iedere dag toe.”
Misschien moet je aan deze woorden wennen…. Je moet ze laten inwerken. Is het een andere manier van omgaan met geloof? En vooral: Aan het einde vertelt Thérèse over hetgeen háár leven veranderde en verdiepte, maar wat zijn deze woorden voor ons? We komen daar nog wel over te spreken. Hoe deze woorden ook onszelf raken: Inzet voor anderen!
2.. Wat doet dit met ons?
Als we verder zouden bladeren in de kranten , zouden we zien dat er nog veel meer over deze misdadiger, Pranzini, geschreven werd in die tijd. Dan zou er nog veel meer te vertellen zijn, want natuurlijk deden er ook ‘sterke verhalen’ over de slachtoffers van Pranzinide ronde. Er waren in de media van toen verhalen met overvloedige emoties van tijdgenoten te vinden.
Bij het lezen van de krantenkoppen zal niemand zich eerst geloofsvragen stellen. Eerder zal men kijken naar de bijzondere feiten van toen: de merkwaardige ommekeer van Pranzini. Maar valt het gebeuren met deze man wel onder het kopje ‘gewoon’? Of is het een verhaal dat je helemaal niet op een ‘gewone’ manier kunt uitleggen?
Nu wil ik eerst stil staan bij het verhaal zoals Thérèse er van hoorde en bij de manier waarop het door haar persoonlijk werd ervaren. Via haar belevingen kunnen ook wij, anno 2010, het verhaal tot ons laten spreken.
Hoe zouden de beschreven gebeurtenissen bij atheïsten overkomen? Of… bij iemand die ‘ergens’ toch IEMAND zoekt? Hoe zou een niet-gelovige op dit alles reageren? Zou hij of zij er stil van worden of zouden er vragen opkomen? Misschien blijft het wel bij: “Het zegt me niks.”. Maar in een gesprek met niet-gelovigen kun je wel proberen iemand uit te leggen dat hetgeen waar je in gelooft geen onzin is. Dan gaat het om het verhaal op zich en de ervaring van Thérèse…
We moeten om te beginnen vaststellen dat geloven een gave is. Het is niet iets dat je je kunt toe-eigenen. Geloven is een genade. Wat ook nog wel eens vastgesteld moet worden, is dat we misschien te gemakkelijk spreken over geloof. Dan hebben we het veel te vaak over geloven als zijnde een ‘mening’ of ‘overtuiging’ of een 'dogma' als je wilt. Geloven is ook niet zo maar een levensovertuiging. Nee: het gaat allereest over IEMAND, die we God noemen en zijn Zoon, Jezus. Hij is zelf het startverhaal met wie ik het verhaal van Pranzini wil beginnen.
Ik wil iedereen met respect benaderen. Iedereen die dit verhaal leest. Maar samen met Hem, met wie dit verhaal uiteindelijk begint, durf ik het te wagen om te zeggen: Dat HIJ altijd op ieder van ons wacht – tot wij ons naar Hem keren – En op dat moment horen we Thérèse zeggen tegen Hem: “Hij of zij is mijn eerste kind.”.
Aan het slot van dit stukje tekst zou ik het volgende nog willen zeggen: Kijk nu eens even… een moordenaar hier met foto en al… en naast hem Thérèse. Toen leefde ze ver weg in Lisieux, stiekem over Pranzini lezend in de krant en bij God smekend om barmhartigheid. Ze voelde toen naast ‘dit eerste kind’ een opdracht. En in die zelfde opdracht lag ook besloten hetgeen ze zei vóór haar sterven: “Ik zal mijn tijd in de Hemel doorbrengen met goed te doen op aarde”.