2. ONTMOETINGEN
 

Vanmorgen was ik in de supermarkt, een paar straten verder. Ik ben er nogal onhandig in om datgene te vinden wat ik mee moet brengen. Deze keer zocht ik naar de eieren. Gelukkig kwam ik een vakken vullende vriendelijke jongen tegen, die me de weg wees. Hij had een ring aan zijn rechter ringvinger. Misschien had hij het leuk gevonden als ik hem ook gevraagd had: "ben je verloofd, of al getrouwd?" Maar dat doe je toch zo maar niet?

In de lange rij van 'wachtenden - voor - u' bij de kassa had ik alle tijd om dat tot me te laten doordringen. De meeste men­sen zeiden niets tegen het meisje achter de kassa, dat bijna machinaal de verschillende boodschappen over het "alziende" oog van de kassa beweegt. Het moet allemaal zenuwachtig vlug. Ik zie dat zij ook een ring draagt, die er op duidt dat ze ook al iemand "heeft". Ze reageert verbaasd als ik haar vraag, zo maar tussendoor, of ze na zo'n dag aan de kassa niet erg moe is. "0, nee, meneer, dat valt best mee. Wilt u zegels? " Toch blijkt het ook haar iets te doen, dat iemand wat tegen haar zegt. Ze wenst me sterkte bij het sjouwen van de bood­schappen, die ik in de haast onhandig van het kassablad in de plastic zak probeer te krijgen.

Zo maar, even, twee mensen, met hun verhaal, verteld door een ring. En zo is de wereld vol van mensen, die bij elkaar willen horen omdat ze van elkaar houden, en naar de ' achter­kant' van dat geheim willen we hier op zoek gaan.

 

3. NAAR DE BRON

Mensen van nu weten natuurlijk veel over de biologische en psychologische kenmerken van het man - en vrouw- zijn. Maar dat "weten" alleen, het "kennen" is ons niet genoeg. We blij­ven ons leven lang geboeid en nieuwsgierig naar degene, die "anders" is dan ik en die in mijn leven zou kunnen komen, of gekomen is. We zijn geneigd te blijven kijken naar elk elkaar treffen van mensen. Dat verklaart ook de eindeloze rijen ver­halen, gedichten, films en romans, die proberen binnen te drin­gen in de "ban van de ring", het spannende verhaal hoe een 'hij' en een' zij' elkaar vinden en wel of niet gelukkig worden. Maar hoe mooi een gedicht, een lied of zelfs een film twee mensen ook in beeld zouden brengen, het blijft "plaatjes kij­ken". En bij dat kijken kunnen we ons gemakkelijk laten ver­leiden door een ongezonde nieuwsgierigheid, die wil binnen­dringen in het geheim van twee mensen en het toch niet kan. Er is rommel genoeg in omloop, die ons van de wijs wil of kan brengen.

Belangrijker zijn dan ook de vragen naar: het "waarom ben ik nu juist een man?". "Waarom ben ik een vrouw?", "Wat bete­kent dat nu voor mij, en voor degene die ik zal ontmoeten?" "Betekent de relatie van een man en een vrouw méér dan ons getoond wordt, méér dan wat zich aan verlangens en fantasie in ons kan roeren?" En ook over die vragen hebben mensen van alle tijden nagedacht, geschreven, gedicht en gesproken. Ook mensen die geloven hebben nagedacht over wat zo be­langrijk is voor iedere mens.
Daarom wil ik het eerste boek van de Bijbel, het Boek der Schepping, ook Genesis genoemd, eens voor je openslaan:
We "vallen" midden in het grote verhaal:
"Toen zei God: 'Laten we mensen maken! Mensen, die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken. Zij zullen zeggenschap hebben over de vissen in de zee, over de vogds in de lucht, over de dieren op het land, de tamme en dc wildc, dc grote en de kleine.' God schiep de mens als hct evcnbeeld van zichzelf.
Hij schiep de mens: man en vrouw." 1
Deze woorden vertellen het verhaal van de zeven dagen zoals een filmcamera ons een heel landschap kan tonen....   We overzien het geheel in al zijn kleuren, al vallen de twee mensen, man en vrouw, toch al op.
Even later laat de verteller als het ware een camera nog meer op dat "geheim" tussen alle andere schepselen indraaien:2
"Toen vormde God, de Heer, uit het stof van de aardbodem de mens en blies hem de levensadem in de neus. En zo kwam de mens tot leven. In Eden, in het oosten, legde God, de Heer, een tuin aan en plaatste daar de mens die Hij gevormd had. Hij liet er allerlei mooie bomen met heerlijke vruchten groeien. In het midden van de tuin stonden twee bomen: de vruchten van de ene boom konden de mens eeuwig leven geven, die van de andere boom inzicht in goed en kwaad...     
'Het is niet goed,' dacht God, de Heer, 'dat de mens alleen is. Ik zal iemand ma­ken die bij hem past, die naast hem kan staan' . Uit aarde vormde Hij alle dieren op het land en alle vogels in de lucht. Hij bracht ze bij de mens om te zien, hoe hij ze zou noemen: elk dier zou de naam krijgen die de mens hem gaf. Toen gaf de mens na­men aan alle tamme dieren, alle vogels en alle wilde dieren. Maar God, de Heer, kon niemand vinden die bij hem paste, die naast hem zou kunnen staan. Daarom liet Hij de mens in een diepe slaap vallen en nam toen een van zijn ribben weg. De plaats waar de rib had gezeten, bedekte Hij met vlees. Van de rib maakte Hij een vrouwen bracht haar bij de mens.
Toen zei de mens: ' eindelijk vlees van mijn vlees,
                               Mannin zal zij heten, want uiteen man is zij genomen.'
Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, zij zullen één zijn.
Beiden waren zij naakt, de man en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar."
 

Even verder kijken