Roeien tegen de stroom in!

 

 

Als begin van jouw verhaal, wil ik in grote lijnen jouw leven in het mooie Oostenrijk beschrijven, zoals we daarover in vele gesprekken en brieven gedeeld hebben. Zo als eerste valt me in dat het je goed ging op school. Je had op zich een goed thuis, maar naar gelang je ouder werd, kwam wel het pijnlijke gemis, dat het niet klikte tussen jou en je mama. Nee, er was niet veel ruzie, hoogstens zo af en toe wat discussie, ook fortissimo! Maar verder was het rustig tussen jou en je mama. Maar nooit eens een echte knuffel, dat zou je toch verwachten van je moeder, ook kon je niet echt vertrouwelijk met elkaar praten. Met papa kon je dat wel wat meer, maar ook niet de manier die je eigenlijk nodig had. Met hem ‘sprak’ je dan wel, maar dat was meer wat stoere dingen zeggen, van wat je zo voelde en dacht. Iedereen in het gezin ging eigenlijk zijn eigen weg.
Naar buiten toe waren jullie een gezin zonder aparte problemen, maar toch was er veel pijn. Groeiend in de  puberjaren werd het je allemaal drukkend zwaar. Je voelde dat je wel onder één dak leefde met allemaal, je vader en je moeder, maar ook met je broer en zus. Je ging je afvragen: ben ik dan anders? Hoe kan ik die vonk naar anderen toe ervaren, voelen? 
Je kon wel met een goede vriendin wat uitwisselen. Je gaf veel om haar, echt een vriendin, maar tussen jullie kwam dat andere aspect: zij geloofde echt, en ze ging vaak naar de kerk. Zelf zei je daarover: “Ze probeerde me zelfs aan het bidden te krijgen, maar ook hier zaten de grendels op mijn gevoel, op mijn hart.” Je dacht er veel over, dat geloof. Na alles wat je had meegekregen, zoals dat heet: Doop, Vormsel, Eerste Communie, maar het ging nooit diep, meer een gevoel, dat het ‘erbij’ hoorde, dat ‘het moest’.

Tot dan die ene dag. Jouw vriendin, Michaela, kwam vertellen dat ze met enkele anderen mee wilde gaan naar Paray-le-Monial in Frankrijk. “Is dat je vakantie?”, vroeg je haar. “En nog ver weg ook?” En toen vroeg ze aan jou of jij ook mee wilde gaan. Je was onthutst. Naar het verre Frankrijk, zo ver weg om daar wat ‘gelovig’ te gaan doen? Eerst wilde je dus al helemaal niet mee. Wie gingen er verder mee? Wat gingen jullie daar dan precies doen? Wat voor gezelschap was er daar verder? Je zei dus ‘nee’. Maar later begon je wel erover na te denken. En 's avonds kwam Michaela nog eens bij je buurten, samen met een andere vriendin. Ze hadden het er toen niet meer zo ‘opdringend’ over dat het speciaal voor jongeren was en over geloven ging. Nu werd de mooie streek aangeprezen: “We kunnen gewoon onze eigen gang gaan. We hoeven niks en er valt best ook wat leuks te organiseren.” Daar raakte ze een punt bij jou: “wat moet je al die vakantietijd hier?” Ook voegde Michaela er wat pijnlijk aan toe: “Ik ben toch eigenlijk je vriendin, daar ben ik blij mee. ...... ”
Ja, je was, afgezien van Michaela’s verhaal, zelf al langer bezig je af te vragen wat je zou gaan doen in de vakantie. Tijd genoeg, maar geen geld....dus waarheen dan? Je wist ook niet zo gauw met wie dan, behalve Michaela en die nog enkele ‘verdere’ vriendinnen, die er ook voor tekenden om naar het onbekende Paray-le-Monial te gaan.

 

 

Een bankje aan het water

 

 

 

 



 

Maak jouw eigen website met JouwWeb