Als donkere wolken samenpakken

 
 
Het zijn tijden  dat we zowat dagelijks om de oren  worden of werden geslagen met het nieuws over de verschrikkelijke mistoestanden binnen de Kerk. Niemand leek aan deze berichtgeving te kunnen ontkomen; gelovig, ongelovig, of zij die zich wat van het geloof hebben weggedraaid, we werden er allemaal mee geconfronteerd. Maar zeker als gelovige  wordt je er stil van. Hetgeen er  van binnen  dan  in je omgaat:  het is  bar en boos, schande en schaamte, ....  woorden schieten tekort! Op zulke momenten tast je hulpeloos om je heen.  De berichtgeving over de grote aantallen misbruiken blijft aanhouden en mensen laten zich uitschrijven bij de parochies…  Waar kan je je op zulke momenten aan vasthouden?
 
Je moet bij het praten over het slechte gedrag van deze mensen eerst blijven denken aan de kinderen die dit overkomen is. Zij mogen nooit verstoken zijn van ons gebed! Hun vertrouwen is geschonden en zijn soms door schaamte geïsoleerd geraakt.  Alles, alles wat je hier zegt, is te weinig of teveel, want je kunt als buitenstaander niet bij de diepte van hun verdriet komen.
 
Laten we proberen te zeggen waar het hier in feite over gaat: Over mensen die nota bene ooit uitspraken dat zij alles voor het geloof willen geven. Zij hebben gekozen voor een leven met God; vóór de naasten en ook vóór kinderen. Deze mensen hebben stuk voor stuk plechtig de gelofte afgelegd om God te dienen. Deze gelofte, ten overstaan van God, omvat hun hele leven. Dat betekent: af te zien van het huwelijk, geen zelfbeschikking over de plaats waar je je werkzaamheden zult verrichten, én afzien van bezit.
Aan deze plechtige belofte zit iets heel belangrijks vast: het vertrouwen van de gelovigen, die zich door deze ‘geroepene’ willen laten inspireren bij de beleving van hun kerk-zijn.
En dan is er rond de bovengenoemde berichtgeving veel pijn. Want hoe is het dan toch zo mis kunnen gaan door het toedoen van mensen met deze bijzondere roeping?
 
 
Wat kun je nu nog doen?
 
Velen sluiten zich, diep teleurgesteld, aan bij anderen die al eerder om een of andere reden gebroken hebben met het geloof. Ze sluiten zich dan aan bij mensen die zich atheïst noemen en zien de berichtgeving als een bewijs dat er géén God kan bestaan.
Maar dan gaat onze aandacht voorbij aan hetgeen er werkelijk moet gebeuren. Het is nu niet de tijd om ons af te zonderen of af te keren, maar juist de tijd om de hand van de ander te zoeken. Om toch iets bij elkaar en van elkaar te beleven: jij bent er, en je wilt het goede... We moeten samen ‘het goede pad markeren’ en voor de mensen, vooral de kinderen, van nu goeddoen.
Daarom heb ik wat woorden opgespoord, die je misschien kunnen helpen bij het laten bezinken van alles wat hierboven staat.
 
Dan komen we te spreken over Iemand... want we weten: geloven brengt altijd eerst God, en Hem die voor ons,  onder ons, in ons bestaan is gekomen: Jezus. Misschien kun  je nu eerst iets ‘doen’: een kruisje vasthouden… bekijken. Voor sommigen zijn het alleen de twee balkjes... wat stukjes hout... Toch is het voor velen, hoe sober dan ook, ‘iets’.  Voor een ander is een kruisje met Jezus’ beeltenis het teken van: Hem, die alles voor ons gedragen heeft.Hij die ons lief heeft, zelfs als we niet aan Hem dachten sinds lang. Je hoeft maar de Naam te zeggen. Dan is HIJ niet zomaar ‘iets’, maar: een WEG  ook door de aller ergste omstandigheden heen.
 
 
Zoeken achter donkere wolken ?
 
Ik zocht in die omstandigheden enkele woorden van Theresia van Lisieux , omdat zij de laatste achttien maanden van 1897, voor haar sterven, hevige twijfels heeft doorgemaakt; zelfs gedachten dat de ‘Hemel’ toch niet kon zijn…
Nee, ze heeft het 'onze' van deze tijd zo niet doorgemaakt, dat moet je wel weten.Ze zou er iets met ons van kunnen voorstellen, omdat ze als veertienjarige met haar vader en Céline een lange reis naar Rome maakte, waar veel "toegewijdden" priesters in het dagelijks gezelschap waren. Ze schreef daar later over, dat ze ineens toen pas zag, dat die uitverkorenen in hun priester-zijn toch erg kwetsbaar leken, door de wereldse luxe van de reis en allerlei lokkende genietingen, en ook  het "chique  gezelschap".
 Ze zag en voelde ook zelf de verleiding, die zo gauw ons van leven met God weglokken. Van zichzelf zegt ze in de laatste regels  van haar  dagboek: "dat de lieve God haar in Zijn barmhartigheid voor doodzonde heeft bewaard ".

Ze zegt dan op een andere plaats over zichzelf, kijkend, zich realiserend haar plaats toen in de Kerk:
 

 Zij wil niet opstaan van deze tafel vol bitterheid, waar de arme zondaars van eten, tot aan de dag dat U hebt vastgesteld... Maar zij mag dan ook in haar naam en in naam van haar broers bidden: “Heb medelijden met ons Heer, laat ons gerechtvaardigd heengaan!
Mochten allen die niet verlicht zijn door de stralende fakkel van het geloof die eindelijk zien blinken!”
 
 
Wellicht kunnen we ons wat opwarmen aan deze woorden van Theresia, die  diep heeft ervaren, hoe donker het bij ons kan zijn.
 

Maak jouw eigen website met JouwWeb