In gesprek met een journalist

Hopelijk schrik je dadelijk niet van een paar Duitse woorden of van het noemen van de naam van de componist Bach. Hieronder vind je een gesprek met een journalist. Het gaat hem hier  over GELOOF, en de vraag hoe dit geloof wel of niet ‘pakt’ bij deze man. Maar het gaat ook over ons: Hoe pas IK in dit verhaal?
Persoonlijk vraag ik me nu af: Wat zou Jezus tegen de journalist zeggen? Misschien zou Hij wel de woorden gebruiken die Hij ook tegen Zacheus spreekt in het Evangelie: ’Ik wil vandaag bij jou zijn’.
Ga dan ook maar mee.....
         
 
‘Mit unser macht ist nichts getan,
Wir sind gar bald verloren.
Es  streit vor uns der rechte Mann,
Den Gott selbst hat erkoren.
Fragst Du, wer er ist?
Er heißt Jesu Christ,
Der Herre Zebaoth,
und ist kein andrer Gott,
Das Feld Muß er behalten.’
( Bach BWV80 )
 
Beste journalist,
 
Het zou allemaal ‘umsonst’ zijn om u zomaar een brief te sturen, terwijl u daar waarschijnlijk niet echt op zit te wachten. Ik zoek daarom met het bovenstaande stukje tekst uit een van de Cantates van Bach, naar een manier om uw nieuwsgierigheid te wekken. Ik zoek trouwens contact met u vanwege uw reputatie als liefhebber en kenner van de grote componist Bach. Mijn schrijven is dus geen manier om kritiek of commentaar te kunnen geven op wat u ooit heeft gezegd of gedaan.  
 
Hopelijk wilt u me aandacht geven. Ik heb u dikwijls gezien en beluisterd. Op die momenten viel mij op - en het raakte mij - dat u, met uw aanleg en eigenschappen, nog al eens aangaf niet (meer) te geloven. Ik vond het vooral opvallend dat u daar meermalen op terugkwam. “Het zit hem hoog”, dacht ik dan. Natuurlijk is zo’n uitspraak uw persoonlijke mening en uw goed recht, maar ik ben benieuwd hoe dat bij iemand als u ‘voelt’, dat u niet meer gelooft in een God. Misschien is dat te veel vanuit mezelf geredeneerd, want ik zou mijn geloof met allen en alles wat daar bij hoort, niet kunnen missen.
 
Er zijn mensen die van zichzelf kunnen zeggen dat zij een diepgeworteld geloof van jongs af aan hebben meegekregen, maar dat op de een of andere manier zijn kwijtgeraakt. Juist de laatste tijd ervaren we dat mensen vreselijke ervaringen met “de” Kerk hebben mee gemaakt. Die vreselijke situatie staat nu wel voorop: Misbruik, - ik vind dat zo’n pijn doen. Al heb ik op een internaat gezeten en tussen religieuzen en priesters gewerkt, zonder iets gemerkt te hebben, dan één keer. En nog kan ik het niet rijmen dat mensen, die zulk een ingrijpende keuze hebben gemaakt in hun leven om God en de mensen te dienen in die bijzondere roeping, daar zo kwetsend mee zijn omgegaan.
 
Het zijn uw persoonlijke ervaringen met Kerk en geloof die u tot uw overtuiging van nu hebben geleid. Sommigen kunnen het geloof verlaten, terwijl zij daarvóór wie weet hoe diepe gevoelens op dat gebied meedroegen. Liefde voor de Kerk ‘met alles erop en eraan’. Wie weet zelfs tot het pompeuze toe. Ze wisten zich in het geloof en de Kerk geborgen. Anderen hebben het geloof sterk als ‘geregeld’ ervaren. Zij hebben het gevoel gehad vooral te moeten aannemen: veel geboden, plichten, veel moeten en veel niet mogen. Of men dacht: “Iedereen is toch katholiek?” en hobbelde vervolgens wat mee… In dergelijke ‘geloofsgesprekken’ klink niet veel door van Iemand; van Gods persoonlijk Licht in ieders leven. Bij theologie kon men vaak alleen deze geconstrueerde wetenschap ervaren. Zij was maar weinig ‘doorvoeld’, niet warm, en zelfs dor voor een geestelijk leven.
 
 
 
Toch aan dezelfde deur?
 
 
Nee, ik wil hier alleen ter sprake brengen hoe uw persoon me intrigeert door uw niet (meer) gelovig zijn. Dit gaat terug op een interview -ik weet helaas niet meer in welk program en zelfs niet meer het  tijdstip-. U uitte in dit interview zeer gedreven uw bewondering, verering, of wellicht is er een betere door u te kiezen verwoording, voor Johan Sebastiaan Bach! Met het noemen van deze naam, benoemde u een persoon die we beiden ‘beleven’ en zeer waarderen. En ik ben waarschijnlijk niet de eerste die bij u aankomt met de vraag: hoe u toch zo kunt genieten en u kan inleven wat hij brengt, terwijl u zelf niet gelooft?
 
Misschien hebt u de volgende tekst al eens onder ogen gehad. Deze Masaaki  zegt:
"Ik ben het niet eens met hen die zeggen, dat niet-christenen geen goede relatie met Bachs kerkelijke composities zouden kunnen hebben en ik vind dan ook niet dat het christelijk geloof noodzakelijk is om te kunnen genieten van die muziek." Wel voegt hij daar aan toe dat zijn geloofsovertuiging hem wel degelijk helpt bij het uitvoeren van Bachs ecclesiastische werken. "Sommige aspecten van Bachs religieuze muziek zijn, denk ik, niet te zien door de bril van een niet-gelovige. Maar het is altijd moeilijk te discussiëren over zaken die het geloof raken. Ik kan alleen voor mijzelf spreken en dan zeg ik: Dankzij mijn geloofsovertuiging denk ik er in te slagen bepaalde elementen van Bachs muziek beter te kunnen doorgronden." ( uit BCJ-discografie )
 
U vindt dus begrip en steun als ik het geïnteresseerd lees. Maar toch kan ik het niet allemaal beamen. Dat hoeft echter nog helemaal niet te betekenen dat we van elkaar wegdrijven, al heb ik het woord ‘geloofsovertuiging’ onderstreept! Ik wens u toe te mogen blijven genieten, wellicht nog groeiende, van Bachs werken.  Het is u aan de andere kant ook bekend dat als je ergens helemaal voor gaat, ervan weg bent, je toch op dezelfde golf dient te komen. Ik weet echter dat ik u niet kan geven wat in het diepst van mij leeft; samengevat in het woord: God. Hoe kan ik nu uw aandacht vasthouden? Zeker als ik God toevoeg. Overigens net zoals ik bij Bach terug vind: Hij had er afkortingen voor: SDG en J.j. (Soli Deo - aan God alle eer, en J.j Jezus helpt)
 
 
 
Wat te doen op het moment dat onze wegen uiteen dreigen te gaan?
 
 
Nee; hier volgt geen betoog, want ik kan alles wat het geloof in zich draagt juist niet aan u overdragen. Toch wil ik met u in gesprek blijven en me in dit gesprek laten begeleiden door een persoon die mij persoonlijk aangesproken heeft. Zij is voor mij een goede steun en inspiratie geworden. Zij was - ja gaat over een ‘zij’- een tijdgenote van Marx, Van Gogh, Dostojewski, Freud, Nietzsche en Wagner. Evenals deze mannen heeft zij tot op de dag van vandaag de aandacht van velen vast weten te houden. Ze is blijven verrassen. Ik heb het over Thérèse Martin, ook Theresia van Lisieux genoemd. Zij evenaarde haar geniale tijdgenoten door op háár manier antwoord te geven op vragen die ook hen bezighielden: Waarom vrijheid? Waarom moet men bang zijn voor de toekomst? En, wat als God niet bestond?.... Waarom lijden, als men liefheeft? En dé vraag: hoe moet je liefhebben?
 
Stelt u zich eens voor dat zij bij u aan tafel zit en, net zoals alle andere gasten, uw vragen beantwoordt. Aan die tafel zittend zou zij goed weten dat zij u niet kan confronteren met haar geloof, met haar lieve Heer. Evenals dat ik u in de hypothetische situatie dat u mij om haar boek ‘Geschiedenis van een ziel’ vraagt, zal zeggen: “Laat het maar even dicht”. Haar tijdgebonden teksten zouden u in eerste instantie afschrikken. Zeker gezien uw kritische instelling op het gebied van religieuze uitingen.
 
Daarom zou ik u eens op een ‘uitje’ willen trakteren en u willen uitnodigen om mee te gaan naar Lisieux. Neen, niet eerst naar die aan haar gedachtenis toegewijde kolossale basiliek, maar even naar de stille Carmelkerk. Daarbinnen ligt ze in beeldvorm; alsof ze net haar ogen gesloten heeft, zoals in 1897. Geloven wat zich in haar heeft afgespeeld…
 
Ze heeft God lief gehad. Dat waren haar laatste woorden. Maar anderzijds, en dat wil ik u aan het eind van mijn ‘uw oren beproevend verhaal’ meegeven, heeft Thérèse ook doorvoeld wat het is om te leven met dezelfde twijfels en vragen die u stelt: De afwezigheid van geloof in God, in Hemel en hiernamaals. Thérèse heeft tijdens de laatste zeventien maanden van haar zware ziekbed - TBC - ook die vragen doorgemaakt. In haar leefde ook een twijfel aan de Hemel. Er was niets te bespeuren van God of van ‘zin’ en ‘waarom’.
 
Om dit te verduidelijken haal ik voor u een paar zinnen uit haar boek naar voren:
“Deze beproeving zou niet zomaar een paar dagen duren of een paar weken, zij zou pas ophouden op het uur dat de goede God had vastgesteld, en...dat uur is nóg niet gekomen...Ik zou willen uitdrukken wat ik ervaar, maar ik geloof dat het onmogelijk is. Je moet zelf door die tunnel zijn gereisd om er de duisternis van te beseffen.”
 
 Juist om deze reden, niets was haar wereldvreemd, wil ik u nog deze regels geven die Thérèse aan haar overste toevertrouwde:
“Zoals het genie van Christoffel Columbus hem een voorgevoel gaf van het bestaan van een nieuwe wereld toen niemand daar aan dacht, zo voelde ik dat er een ander land was dat mij eens een blijvende verblijfplaats zou bieden. Maar ineens worden de mistbanken om mij heen dikker; ze dringen binnen in mijn ziel en omgeven haar zo dicht dat ik onmogelijk nog het zo dierbare vaderland kan terugvinden, alles is verdwenen! Als ik mijn door die duisternissen vermoeide hart wat rust wil schenken door te denken aan het lichtende land waar ik naar verlang, dan wordt mijn kwelling verdubbeld. Het lijkt wel of de duisternissen de stem aannemen van de zondaars en spottend tegen mij zeggen: ‘Je droomt van het licht, van een vaderland vol heerlijke geuren, je droomt van het eeuwige bezit van de Schepper van al die wonderen, je denkt op een dag uit de mistbanken te komen die je omgeven! Toe maar, toe maar, verheug je over de dood die je niet zal geven wat je hoopt, maar nog een diepere nacht, de nacht van het niets.’”
 
 
Nog even schrap zetten
 
Ja, als u Thérèse met die laatste woorden aan ‘uw tafel’ laat zitten, zullen velen het wellicht beamen en herkennen: ... het gepasseerde station, het droomland van gelovigen ... Maar hoe zit het dan met al die mensen die daar in Lisieux bij elkaar komen rond haar relieken? Tot op de dag van vandaag is Thérèse bij miljoenen mensen bekend. En dat niet alleen. Overal op de wereld waar haar relieken worden binnengedragen (kunt u zich dat voorstellen anno 2011!!), zoals een paar maanden geleden nog in Engeland, zie je dat zij mensen van alle leeftijden, maar ook intellectuelen en kinderen samenbrengt. Ze kijken naar… Tja waar kijken ze naar? Ze kijken naar iemand. Naar haar....Thérèse..... die leeft (en leefde) in de liefde van God.
 
Tot slot een laatste verslag uit Lisieux, waar de bekoringen en twijfels van Thérèse, samen met de pijnen van haar opgebrande lijf, oplosten. 30 September 1897, rond half acht ‘s avonds:
“De priorin laat de klok van de ziekenkamer luiden en de zusters komen haastig terug. “Doe alle deuren open”, gelast moeder Maria van Gonzaga. Nauwelijks is de kloostergemeenschap rond haar bed neergeknield of Theresia zegt duidelijk, terwijl ze naar haar kruisbeeld kijkt: “O, ik houd van Hem...” En even later: “Mijn God...ik houd… van U.” Ineens komt er weer leven in haar ogen die naar één punt staren even boven het beeld van Maria. Haar gezicht krijgt weer het uiterlijk van toen zij nog in goede gezondheid verkeerde. Het lijkt of ze in extase is. Zo kijkt ze een poosje lang. Dan doet ze de ogen dicht en sterft.”
 
Hier zijn we aangeland… Ik wil je danken dat je mee wilde lezen. Tot slot wil ik je zeggen: Als ik naar dat laatste leven van Thérèse kijk, en tegelijkertijd naar het nieuwe begin waarvoor ook jij staat, dan passeren mij in gedachte deze woorden: “God lijkt voor het gevoel soms ver, maar het Licht komt toch eens op”.